donderdag, november 19, 2009

Opheldering oversteekplaatsen voor fietsers

In reactie op een vorige post kreeg in ondertussen antwoord:

Ministerieel Besluit van 11 OKTOBER 1976
waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald.

18.4. Markeringen van oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen.

De afstand tussen de twee onderbroken strepen is ten minste 1,00 m overeenkomstig plaat 6 van bijlage 4 tot dit besluit.

Deze tussenruimte kan evenwel teruggebracht worden tot ten minste 0,80 m indien het fietspad met éénrichtingsverkeer is.

Deze onderbroken strepen worden gevormd door vierkanten of parallellogrammen met als zijde ongeveer 0,50 m en met een tussenafstand van ongeveer 0,50 m.

De dwarsmarkering moet aangebracht worden wanneer fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen de rijbaan moeten oversteken op ongeveer 10 m of meer buiten het kruispunt.

Zij mag niet aangebracht worden op het kruispunt zelf noch wanneer de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen de rijbaan moeten oversteken op minder dan ongeveer 10 m buiten het kruispunt.

De ondergeschiktheid aan het verkeer op de openbare weg die wordt overgestoken mag verduidelijkt worden door de verkeersborden B1 of B5.
Lap!! Ongeveer tien meter, hoe moet ge dat nu meten? En van waar to waar? In artikel 16 staat evenwel :

Zij mogen onder dezelfde voorwaarden worden aangebracht wanneer het fietspad deel uitmaakt van een openbare weg gesignaleerd door de verkeersborden B1, B5 of B17.

Dus deze wetgeving grijpt het Vlaams Gewest aan om geen strepen meer te schilderen op fietsoversteekplaatsen op gewestwegen. Hopelijk stroomlijnt Etienne deze onvolledige regelgeving ook aan.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten